STUDIE


Watervogeltellingen in de regio Oost-Brabant

winterhalfjaar 2008-2009


Voor deze uitgebreide gegevensverwerking kon ik gebruik maken van


Bij de watervogeltellingen is het de bedoeling alle aanwezige watervogels te tellen gedurende het middelste weekend van de maanden oktober tot maart.

Voor het winterhalfjaar 2008-2009 waren dat 18-19 oktober, 15-16 november, 13-14 december, 17-18 januari, 14-15 februari en 14-15 maart.

In totaal werden afgelopen winter 30 gebieden in onze regio geteld, (t.o. 32 in de winter 2007-2008).

Slechts 11 gebieden werden tijdens elke van de 6 midmaandtellingen geteld (oktober 2008 tot maart 2009).


Gebieden die elke keer (6x) werden geteld:

De Beemden te Landen

De Spicht te Lubbeek

Gempvijvers te St.-Joris-Winge

Horst te St.-Pieters-Rode

De Kuilen te Testelt

De Plas te Rotselaar

Schubbeek te St.-Joris-Winge

Viander te Tienen

Vijver Serclaes te Lubbeek

De Wallen te Diest

Webbekomsbroek te Diest


Volgende gebieden werden niet elke keer geteld:

(5x) Aronst Hoek te Geetbets

Getevallei te Mulk Tienen

Vijvers te Roosbeek

Wachtbekken te Miskom

Waterhoeve te Molenbeek-Wersbeek


(4x) Bezinkingsputten te Tienen

Blauwmolen te Kortrijk-Dutsel

Getebeemden te Hoegaarden

Getebeemden te Oplinter

Het Vinne te Zoutleeuw

Velpevallei te Vissenaken-Bunsbeek

Vijvers te Hoegaarden

Zétrudvijvers te Hoegaarden


(3x) Mariadal te Hoegaarden

Papenbroek te Assent


(2x) Getevallei te Linter (Nieuw)

Schoorbroek / Rosdel te Hoegaarden


(1x) De Schans te Schaffen Molensteen te Opvelp Neervelp


Volgende gebieden die in het verleden occasioneel of geregeld werden geteld kregen tijdens het winterhalfjaar 2007-2008 geen telbezoek:

Achter Schoonhoven te Aarschot

Blauwschuurbroek te Opvelp

Getevallei te Overlaar

Kloostervijver te Butsel

Putten van Fonteyn te Tremelo

Snoekengracht te Vertrijk

Spoorwegberm te Hoegaarden


De lijst van de medewerkers is behoorlijk lang: van 19 waarnemers konden gegevens worden gebruikt. De meeste daarvan zijn al jaren vaste medewerkers aan het project.

Baets Roel

Boux Kurt

Cerulis Stany

Cieters Luc

Collaerts Peter

Cuppens Jos

Guelinckx Robin

Husson Miet

Jonckers Marcel

Lambrechts Jorg

Reygel Alain

Ryckeboer Niels

Smout Lars

Stockx Gerrit

Van Roelen Lisette

Vandeplas Johan

Vandepoel Annie

Vandeput Michaël

Vanmarsenille André


Hoeveel gebieden werden er per maand geteld?

Oktober 2008 17 Januari 2009 21

November 2008 25 Februari 2009 23

December 2008 26 Maart 2009 23

Dit geeft een totaal van 135 tellingen t.o.136 in 2007-2008, 125 in 2006-2008, 99 tellingen in 2005-2006 en 73 tellingen in de winter 2004-2005. Na een groei dus een stabilisatie.


Bovendien waren er nog 10 extra-tellingen, d.w.z. dat een bepaald gebied in hetzelfde telweekend soms nog een tweede (of derde) maal werd bezocht, door dezelfde of een andere waarnemer. In deze verwerking werd slechts één telling (de belangrijkste) per gebied per maand weerhouden. De andere representatieve gegevens werden eveneens ingevoerd op de webpagina’s van het INBO.


Al die gegevens werden door mij in tabellen opgeslagen. Het betreft 26.307 waargenomen individuen t.o. 30.055 en 23.844 in de twee voorgaande winters. Die totalen schommelen dus nogal sterk.

Natuurlijk zijn er individuen die gedurende diverse maanden werden genoteerd.

Het aantal soorten dat werd vastgesteld bedroeg 51, zonder de 4 boerensoorten (Boerengans, Knobbelgans, Soepeend en Muskuseend) dus 47. Dit is het tweede hoogste aantal soorten dat we ooit telden in dit project. Vorig jaar waren er wel 5 soorten meer. De soorten die in winter 2008-2009 (ten opzichte van 2007-2008) ontbraken zijn: Roerdomp, Krooneend, Grote Zaagbek, Kraanvogel, Tureluur, Kemphaan en een hybride Indische x Canadese Gans. Soorten die er daarentegen bijkwamen zijn: Nonnetje en Rosse Stekelstaart.


Hoe vaak werd de soort aangetroffen ?

De top-10 van de soorten die het vaakst werden aangetroffen vindt U hieronder. Mocht een soort telkens zijn aangetroffen dan zou dat een resultaat van 135 opleveren. De cijfers tussen haakjes betreffen winter 2007-2008 en 2006-2007.

1 (1) Wilde Eend 117 (116 - 103) keer

2 (2) Waterhoen 109 (99 - 95) keer

3 (4) Blauwe Reiger 88 (82 - 81) keer

4 (3) Meerkoet 80 (93 - 95) keer

5 (5) Kokmeeuw 66 (74 - 59) keer

6 (7) Nijlgans 65 (58 - 43) keer

7 (6) Aalscholver 57 (66 - 68) keer

8 (9) Wintertaling 55 (53 - 46) keer

9 (8) Krakeend 42 (54 - 42) keer

10 (14) Knobbelzwaan 32 (35 - 35) keer


Dit is een vrij stabiele lijst. Enkel Kuifeend valt uit de top-10: vorig jaar 40 keer genoteerd, nu slechts 29 keer.

De plaatsen 11 tot 20 worden ingenomen door: Soepeend (32x), Kuifeend (29x), Fuut (28x), Dodaars (25x), Tafeleend (22x), (Grote) Canadese Gans (22x), Grauwe Gans (22x), Boerengans (21x), Grote Zilverreiger (19x) en Watersnip (16x).


De top-10 van de talrijkst aanwezige watervogels in onze regio ziet er als volgt uit:

1 (1) Wilde Eend 8742 8766 (7217)

2 (2) Kokmeeuw 5223 6571 (6647)

3 (3) Meerkoet 2821 2957 (2190)

4 (4) Wintertaling 2358 2041 (935)

5 (6) Krakeend 1131 1180 (788)

6 (7) Waterhoen 989 862 (923)

7 Stormmeeuw 492

8 (8) Aalscholver 467 689 (554)

9 (10) Grauwe Gans 469 651 (165)

10 Canadese Gans 446

De top van deze top-10 is stabiel. In de tweede helft is dat duidelijk minder.

Stormmeeuw is de grote verrassing. Dit komt eigenlijk door de telling door Michaël Vandeput op de Bezinkingsbekkens te Tienen. Misschien moesten de 420 passanten van februari 2009 uit de cijfers gehouden zijn. Andere soort die zijn intrede maakte in de top-10 van de aantallen is de Grote Canadese Gans met dus in totaal 446 getelde vogels in de 6 telweekends.

De soorten die uit de top-10 vielen zijn Kievit en Tafeleend

De volgorde van 11 tot 20 luidt nu: Tafeleend (387 ex.), Soepeend (373), Nijlgans (356), Kievit (290), Boerengans (289), Blauwe Reiger (269), Kuifeend (260), Fuut (158), Muskuseend (140) en Slobeend (107). In dit lijstje zitten dus nog meerder minder gewenste soorten; (half)verwilderde hoeve- en parkvogels.


Het weer van winter 2008-2009


De Bilt, de Nederlandse tegenhanger van ons KNMI schrijft over de winter 2008-2009 dat het met een gemiddelde t° van 2,2° tegen normaal 3,3°, de strengste winter was van de afgelopen 12 jaar.

Er was één echt strenge winterperiode, namelijk van 26 december tot 11 januari, met als koudste een -20,8° gemeten in Limburg.

De winter 2008-2009 telde in De Bilt slechts 7 ijsdagen (maximumtemperatuur beneden de 0°) tegen acht normaal. Er waren 44 vorstdagen (minimum-temperatuur beneden de 0°) tegen over 38 normaal. De winter was over het algemeen zeer zonnig en droog. Geregeld was er wat sneeuw, maar zelden grote hoeveelheden.


Eddy Sterkendries, ex-conservator van het Aardgat in Tienen, die minutieus dergelijke metingen bijhoudt, bezorgde mij zijn gegevens, waarvoor mijn dank, Daarmee kom ik aan volgende gemiddelde temperaturen en totale neerslag voor de zes telweekends:

18-19 oktober: 10,5° en droog

15-16 november: 11,2° en 1 mm neerslag

15-16 december: 2,5°, nachtvorst en droog

17-18 januari: 5,0° en 8,5 mm neerslag

14-15 februari: 1,2°, nachtvorst en 4,5 mm neerslag

14-15 maart: 10;2° en droog

Eddy noteerde in Tienen 9 ijsdagen en 34 vorstdagen.

Bij de decembertelling en de januaritelling waren de meeste vijvers bijna volledig of meer dan 50 % dichtgevroren. Tijdens de februaritelling was dit nog uitgesprokener: diverse waarnemers melden 100 % ijs. Dat heeft beslist een negatief effect gehad op het aantal aanwezige watervogels die ofwel geconcentreerd zaten op de grootste vijvers of de streek ontvlucht waren.


Bespreking van de waarnemingen

Ook op onze website www.vogelgroep-oost-brabant.be staat een overzicht van de totaalcijfers per soort voor de laatste 9 winters, dus vanaf winter 2000-2001 tot de winter 2008-2009. We gebruiken deze lijst als referentie.


1. Fuutachtigen en Aalscholver


Dodaars Tachybaptus ruficollis

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

12

15

28

18

58

75

128

128

73


De Dodaars Tachybaptus ruficollis scoorde met 73 duidelijk zwakker dan de twee voorgaande winters. In vorstperiodes vluchten Dodaarzen meestal naar brak water. Ze ontbraken bij ons vrijwel volledig in december (2 ex.) en volledig in januari en februari. De hoogste aantallen werden genoteerd in december: 12 ex. in Roosbeek en in maart: 13 ex. op De Plas te Rotselaar.


De Fuut Podiceps cristatus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

58

71

64

85

115

74

154

158

158


De Fuut Podiceps cristatus evenaarde met 158 ex. het record van vorige winter.

Bekijken we de cijfers voor de 6 maanden (chronologisch van okt. tot maart): 52 – 23 – 6 – 1 – 8 – 66. Hier vallen de zeer hoge cijfers op voor oktober (52 vogels op 6 locaties met zelfs 24 ex. in Roosbeek) en maart (66 vogels op 11 locaties met 19 ex; in Roosbeek). De maanden met vorst vertonen lage aantallen, maar toch even hoger dan voor Dodaars.


De Geoorde Fuut Podiceps nigricollis

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

 0

1

12

4


De Geoorde Fuut Podiceps nigricollis is een nog nieuwe soort in onze regio, in de wintertellingen aanwezig sinds de winter 2006-2007. Voor de in dit artikel behandelde winter telden we in Het Vinne 1 Geoorde Fuut in november en 3 ex. in maart. Deze drie vogels waren de eerste terugkerende broedvogels in dit gebied.


De Aalscholver Phalacrocorax carbo

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

162

219

249

280

576

312

554

689

467


De aantallen Aalscholver Phalacrocorax carbo zijn al meerder jaren toenemend, maar met 467 getelde vogels in dit winterhalfjaar zitten we lager dan de 2 voorgaande winters. Uit de cijfers per maand (100 – 136 – 79 – 20 – 61 – 71) blijkt dat de aantallen putteke winter dalen en eind winter opnieuw toenemen. De voorkeurgebieden bij ons zijn Roosbeek (89), Gempvijvers (87), Webbekom (58) en het Wachtbekken van Miskom (41 als wintertotaal).


2. Reigers


Blauwe Reiger Ardea cinera

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

141

172

134

177

233

366

363

299

269


Ook voor’ de Blauwe Reiger Ardea cinera was de winter 2008-2009 geen topwinter. Het totaal van 269 getelde vogels lag lager dan tijdens de drie voorgaande winters. De cijfers per maand even opnoemen. Oktober: 58 vogels in 15 gebieden met een uitschieter van 27 ex. in Roosbeek. November: 48 vogels in 18 gebieden. December 53 in 18 locaties. Januari: 26 op 15 plaatsen. Februari 30 op 13 plaatsen en ten slotte maart met 54 ex. verdeeld over 9 plaatsen met als maximum 23 ex. in Roosbeek.


De Grote Zilverreiger Casmerodius albus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

2

 

3

16

15

26

45

35

26


De Grote Zilverreiger Casmerodius albus is het laatste decennium natuurlijk bezig aan een successtory, maar ook van deze soort waren er in winter 2008-2009 minder exemplaren aanwezig (26) dan in de 2 voorgaande winters ( 45 en 35). Het betrof telkens 1 of 2 exemplaren, met als uitzondering 3 in het Webbekomsbroek in november. De maandtotalen waren achtereenvolgens 2 – 7 – 6 – 7 – 4 en 0. Vrij stabiele aantallen, behalve voor maart: dan zijn de vogels al naar hun broedplaatsen (hoofdzakelijk in Nederland) teruggekeerd.


Roerdomp Botaurus stellaris werd in het behandelde winterhalfjaar niet waargenomen.


3. Eendachtigen


Uit de groep van de zwanen konden we ook in winter 2008-2009 nergens in onze regio Wilde of Kleine Zwanen waarnemen.


De Knobbelzwaan Cygnus olor

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

72

96

45

80

66

50

70

85

101


De Knobbelzwaan Cygnus olor werd in 10 gebieden genoteerd en haalde een recordscore van 101. Het hoogste aantal per maand was 28 in december. De grootste groep telde 8 ex. en kwam voor in Webbekomsbroek in de maanden november en december.

Van Zwarte Zwaan Cygnus atratus was er maar 1 ex. in de streek: in het Vianderpark in Tienen van september tot en met januari. Het betrof mogelijk een gekortwiekt exemplaar.


Grauwe Gans Anser anser

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

0

8

42

101

222

358

165

651

469


Onze talrijkste gans is opnieuw de Grauwe Gans Anser anser. Tot en met de winter 2000-2001 ontbrekend, heeft de soort vanaf dan continu vooruitgang geboekt, maar in winter 2008-2009 was er enige terugval: 469 vogels t.o. 651 de winter voordien.

Uit de schommelingen in de maandtotalen (12 – 146 – 67 – 17 – 183 – 44) is weinig af te leiden. De aantallen worden hoofdzakelijk bepaald door rondzwervende groepen: in Aronst Hoek – Geetbets verbleef in november een groep van 45 en in februari een groep van 117 ex., aan de Tiense Bezinkingsputten waren er 56 in het telweekend van november en 61 in februari, in Zoutleeuw waren de grootste groepen 41 in november en 60 in december.


Er werden ook enkel andere ganzensoorten tijdens de telweekends genoteerd.

Van Kolgans Anser albifrons was er 1 waarneming van 26 ex. in januari in de Velpevallei tussen Bunsbeek en Vissenaken.

Van Kleine Rietgans Anser brachyrhynchus was er ook 1 waarneming: 8 ex. in het Webbekomsbroek-Diest in november.

Van Brandgans Branta leucopsis werden elke maand 2 ex. genoteerd aan de Viander te Tienen, maar het betreft ginds 2 gedropte exemplaren. Verder was er slechts 1 waarneming van 1 ex. in december aan De Plas te Rotselaar.


Daarbuiten werden er nog enkele exotensoorten genoteerd.

In de Beemden te Landen werd in maart 1 ex. Magelhaengans Chloephaga picta opgeschreven.

Van Indische Ganzen Anser indicus was er 1 ex. te Lubbeek – Serclaes tijdens de oktober-telling.


Grote Canadese Ganzen Branta canadensis


00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

56

56

97

170

169

162

316

384

446


Uit de totalen van de afgelopen 9 winters van de Grote Canadese Gans Branta canadensis blijkt een continue toename. We komen nu aan een totaal van 446 vogels in de 6 telweekends samen. De grootste groep betrof 72 ex. in december in het Vinne te Zoutleeuw. Het hoogste maandtotaal werd gehaald in december: 164 vogels. In het telweekend van januari daarentegen werd geen enkele exemplaar waargenomen.


Dan komen we bij de 3 halfganzen: Bergeend, Casarca en Nijlgans.


De Nijlgans Alopochen aegyptiacus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

69

85

103

118

118

183

172

434

356


De Nijlgans Alopochen aegyptiacus bereikte vorige winter een record met een totaal van 434 vogels. Deze winter lag het aantal iets lager, maar toch nog 356 vogels: het tweede hoogste aantal ooit. De soort zit ook erg verspreid.

In oktober werd ze vastgestel in 7 gebieden, totaal 93 met een maximum van 64 vogels aan de Vijvers van Roosbeek. In november zaten ze in 14 gebieden, totaal 90, met opnieuw in Roosbeek het hoogste aantal namelijk 48. In december daalde het totaal naar 41 vogels in 11 gebieden met als grootste groep 10 vogels in de Viander te Tienen. Januari gaf ‘slechts’ 31 vogels verspreid over 10 locaties met een grootste groep van 5 ex. in het Wachtbeken van Miskom. In februari werden opnieuw 51 vogels geteld verdeeld over 12 gebieden. Merkwaardig hierbij is dat op dat ogenblik de meeste vogels netjes per paar zaten. Het Wachtbekken van Miskom herbergde wel 19 ex. Voor maart waren er 50 in totaal in 11 gebieden met als hoogste aantal 19 vogels in De Kuilen te Testelt.


De Casarca Tadorna ferruginea werd in drie gebieden waargenomen.

In Aronst Hoek – Geetbets waren er 5 in december en 2 in januari. Aan de Vijvers – Roosbeek waren er 2 in december en 1 in maart. Aan de Bezinkings-putten – Tienen verbleven 3 ex. tijdens de novembertelling. In de telweekends van oktober en februari werden geen Casarca’s waargenomen.


Bergeend Tadorna tadorna.

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

4

1

9

7

34

12

23

21

32


De Bergeend Tadorna tadorna, vroeger vooral een kustvogel, komt de laatste jaren duidelijk talrijker voor in het binnenland. Met een wintertotaal van 32 bleven we net onder het record van de winter 2004-2005. In de maanden oktober tot februari waren de aantallen laag tot ontbrekend. Oktober: 0, november; 4, december 0, januari 2 en februari 3. In maart echter kwamen we aan 23 ex.: 13 aan de Bezinkingsputten – Tienen, 7 in Aronst hoek – Geetbets, 2 in Roosbeek en nog eentje in de Getebeemden te Oplinter.


Nu komen we bij de echte eenden.


Smient Anas penelope

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

6

12

70

58

11

18

17

42

24


De talrijkste overwinterend eend in Vlaanderen is de Smient Anas penelope. In onze regio is het eerder een schaars voorkomende soort. Tijdens de winter 2008-2009 kwamen we aan een totaal van 24 ex. voor de 6 maanden samen: in oktober 3 ex. in Roosbeek, in november 2 ex. te Roosbeek, in december 2 ex. te Zoutleeuw, in januari waren er 2 in Roosbeek en 4 in de Getebeemden te Oplinter, in februari 2 aan De Wallen te Diest en in maart tenslotte waren en 2 in Aronst Hoek – Geetbets en 7 in het Wachtbekken te Miskom.


Krakeenden Mareca strepera

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

186

299

449

526

654

693

788

1180

1131


Het aantal Krakeenden Mareca strepera schommelde deze winter tussen 45 in oktober en 353 in december. Het totale aantal van 1131 ex. ligt wat lager dan ons streekrecord van de voorafgaande winter (1180 ex.). Toch ligt het nog duidelijk in de lijn van een explosieve toename van deze soort in vergelijking met de vorige decennia. De maandtotalen (45 – 119 – 353 – 197 – 249 – 168) tonen december als topmaand. Toen werden op de Wallen van Diest en inbegrepen de vijvers van de Halve Maan niet minder dan 212 Krakeenden geteld. Maar niet alleen ginds waren er Krakeenden. De soort werd vastgesteld in 14 van onze Oost-Brabantse gebieden.


Wintertaling Anas crecca

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

530

1588

2281

1032

1527

1493

935

2041

2358


De Wintertaling Anas crecca is ook een soort die het als wintergast in onze regio bijzonder goed doet. Met 2358 getelde vogels scoren we nog beter dan in de topwinters 2002-2003 (2281 ex.) en 2007-2008 (2041 ex.) Vanuit 21 gebieden werd de soort gemeld. Daarmee is het ook een van de mest verspreide soorten. De totalen per maand schommelden van 37 in oktober tot 958 in december. Meerdere keren werden meer dan 100 ex. gemeld: Webbekom december en februari 140, maart 110; Aronst Hoek 106 in december, Miskom Wachtbekken 105 in februari; Neervelp Molensteen 108 in december; Getebeemden Oplinter 108 in december en 190 in januari; Roosbeek 104 in december en ook voor Het Vinne was december topmaand met net geen 100 ex., 95 om precies te zijn.


Wilde Eend Anas platyrhynchos

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

4012

6067

9104

6459

7873

7254

7217

8766

8742


De Wilde Eend Anas platyrhynchos is al sinds het begin van onze Watervogeltelingen voor onze regio de talrijkste soort. Voor het geheel van de 6 wintertellingen komen we aan 8742 exemplaren. Twee keer tijdens de voorbije 9 jaar werden er nog meer geteld: in 2002-2003 was het totaal 9104 en in 2007-2008 kwamen we op 8766. Ook voor deze eend was december de topmaand met 2236 vogels. Maart had het laagste aantal (768), maar op dat tijdstip hebben al heel wat Wilde Eenden de broedgebieden weer opgezocht. Het hoogste dagaantal werd genoteerd in december in Het Vinne, waar toen 556 ‘blokeenden’ aanwezig waren.


Soepeenden, eigenlijk onzuivere ‘Wilde Eenden’, worden niet meegeteld als Wilde Eend alhoewel zij ook Anas platyrhynchos zijn. In de Viander te Tienen (totaal 116), De Wallen te Diest (totaal 84) en De Beemden te Landen (totaal 64) zijn ze het talrijkst aanwezig.


Pijlstaart Anas acuta

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

6

44

94

28

71

17

42

41

56


Van de Pijlstaart Anas acuta werden er in totaal 56 ex. geteld. Geen record voor onze regio, dat was 2002-2003 met 94 als totaal, maar toch een behoorlijk jaartotaal voor deze sierlijke en eerder zeldzame eend. Geven we ook even de cijfers per gebied en per maand. De Spicht te Lubbeek: 1 ex. in maart; Wachtbekken in Miskom: 3 in februari en 2 in maart; De Kuilen in Testelt: 1 ex. in november; Tiense Bezinkingsputten: 1 in november en 6 in maart en als afsluiter Het Vinne in Zoutleeuw: 8 in oktober, 11 in november, 21 (!) in december en 1 in maart. Ook voor deze soort was december de topmaand.


Slobeend Anas clypeata

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

53

98

130

66

40

31

133

298

107


De Slobeend Anas clypeata had in winter 2008-2009 veel kleinere dichtheden dan de voorgaande winter. Met 107 vogels in totaal is dat vrijwel het rekenkundige gemiddelde van de laatste 9 winters. Bekijken we de maandtotalen van de besproken winter dan geeft dit: 23 – 33 – 4 – 0 – 0 en 47, dus de soort ontbrak bijna volledig in december en volledig in januari en maart. Er is duidelijk een link met de koudegolven en het gedeeltelijk of volledig dichtgevroren zijn van de vijvers. Slobeenden vluchten voor de vorstlijn uit.


Onze afsluiter van de oppervlakte-eenden is de Zomertaling Anas querquedula. Dit is natuurlijk een soort die in de wintermaanden volledig ontbreekt, vermits ze overwinteren ten zuiden van de Sahara. De enige waarnemingen binnen dit project betreffen de eerste terugkomers in maart: 1 ex. op de Gempvijvers in St.-Joris-Winge en 4 ex. in Het Vinne te Zoutleeuw.


Tafeleend Aythya ferina

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

381

277

589

458

883

511

673

658

387


Kuifeend Aythya fuligula

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

167

196

271

509

498

373

481

494

260


Onze twee courante duikeenden, Tafeleend Aythya ferina en Kuifeend Aythya fuligula haalden eerder zwakkere aantallen tijdens de winter 2008-2009 met respectievelijk 387 ex. en 494 ex., wat een terugval is tegenover voorgaande winter van 41,2 % en van 47,4 %. Dit is zeker minstens deels te wijten aan de lange vorstperiodes, maar is er ook geen algemene achteruitgang van deze soorten merkbaar?

Voor beide soorten was januari een slechte maand: Tafeleend 0 vogels, Kuifeend 4 vogels. Voor Tafeleend was februari de topmaand met 129 getelde vogels verdeeld over 7 locaties waarvan 53 aan De Wallen in Diest. Voor Kuifeend was maart de topmaand met 164 getelde vogels verdeeld over 9 gebieden met als maximum 46 exemplaren in Het Vinne te Zoutleeuw.


Dan komen we bij vier ongewone eenden, waarvan 3 exoten.

1 Rosse Stekelstaart Oxyura jamaicensis werd in oktober 2008 in Het Vinne genoteerd. Van Carolina-eend Aix sponsa vertoefde in december 1 vrouwtje op de Grote Gete te Mulk - Tienen (zuidkant van de stad).

Van de Mandarijneend Aix galericulata waren er een handvol waarnemingen. We noemen ze per gebied. Te Zoutleeuw Het Vinne verbleef 1 ex. in oktober. Te Testelt De Kuilen zat er eentje in november. Te Geetbets Aronst Hoek was er 1 in december. In de Viander Tienen leeft er al een paar jaar een mannetje, mogelijk gekortwiekt. Deze werd genoteerd van oktober tot januari, maar ontsnapte aan de kijker in februari en maart.

Uit de groep der zaagbekken werd enkel in februari 1 Nonnetje Mergus albellus aan de Gempvijvers te St.-Joris-Winge genoteerd.


Aan Boerengans (289), Zwaan- of Knobbelgans Anser cygnoides (1) en Muskuseend Cairina moschata (140) wijden we geen verdere bespreking, maar hun gegevens werden wel minutieus verwerkt en je kan ook die gegevens ook terugvinden op deze website.


4. Ralachtigen en Kraanvogel


Waterral Rallus aquaticus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

 

 

20

 

3

6

11

21

14


Waterral Rallus aquaticus werd – vooral door zijn verborgen levenswijze - slechts tijdens 12 van de 135 waarnemingsmomenten genoteerd, verdeeld over de 6 telmaanden en dit in de volgende gebieden: Assent Papenbroek, Lubbeek De Spicht, Lubbeek Serclaes, Molenbeek Waterhoeve, Tienen Bezinkingsputten en Zoutleeuw Het Vinne. Vrijwel altijd betrof het auditieve waarnemingen. Meestal betrof het 1 ex., 2 keer werden 2 ex. opgeschreven. Het wintertotaal van 14 ligt merkelijk lager dan de 21 van de voorgaande winter.


Waterhoenen Gallinula chloropus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

401

503

359

613

410

1169

923

862

989


Waterhoenen Gallinula chloropus behoren tot de meest verspreide watervogels. 109 keer van de 135 werden ze genoteerd en dit in 28 van de 30 onderzochte gebieden. Het wintertotaal van 989 is het tweede hoogste van onze 9 laatste winters. Alleen in winter 2005-2006 scoorden ze beter (1169). Waterhoentjes waren ook in de zes telmaanden vrij gelijkmatig aanwezig: 146 – 223 – 218 – 108 – 141 – 153, dus met als topmaand november en een duidelijke verstekring in maart. Nog even het grootste aantal: 52 ex. in februari in De Beemden te Landen.


Meerkoeten Fulica atra

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

1020

1126

1688

1632

2604

2656

2190

2957

2821


De Meerkoet Fulica atra is na Wilde Eend en Kokmeeuw de derde talrijkste watervogel. Het jaartotaal van 2821 getelde vogels komt dicht bij het recordaantal van de vorige winter (2957). Tijdens 80 van de 135 telmomenten waren ze aanwezig en dit in 22 van de 30 onderzochte gebieden.

Topgebieden voor deze soort in onze regio zijn: Roosbeek De Vijvers met volgende maandaantallen: 250 – 350 – 48 – 248 – gt – 250, totaal 1146. (“gt” staat hier voor geen telling die maand); Hoegaarden Zétrud met volgende maandcijfers: gt – 177 – 212 – gt – gt – 30, totaal 419; Zoutleeuw Het Vinne met als maandaantallen: 58 – 105 – 116 – gt- gt – 84, totaal 363. In Rotselaar De Plas was het wintertotaal 290 en in Diest De Wallen 185.


5. Steltlopers


In deze groep kunnen we 8 soorten bespreken.


Kieviten Vanellus vanellus waren vrij onregelmatig in onze regio aanwezig. In oktober en januari waren er geen. In november waren er 162, verdeeld over 116 te Tienen, 30 in Webbekom en 16 te Oplinter. In november weden 81 exemplaren geteld: 34 in Molensteen en eveneens 34 in Oplinter, 7 in Webbekom en 6 te Tienen Bezinkingsputten. In februari was er slechts 1 groep van 35 ex. te Tienen Bezinkingsputten. In maart werden wellicht al de broedgebieden opgezocht en kregen we een grotere verspreiding: 4 in Geetbets Aronst Hoek, 4 in Miskom Wachtbekken, 2 in Diest Webbekom en 1 ex. in Oplinter Getebeemden en 1 in Roosbeek De Vijvers.


Van Scholekster Haematopus ostralegus waren er 2 ex. te Zoutleeuw Het Vinne en 1 ex. te Rotselaar De Plas, wellicht vogels op zoek naar broedplaatsen.

Ook Kleine Plevier Charadrius dubius komt in het winterverhaal niet voor tenzij in de maand maart: 1 ex. In Tienen Bezinkingsputten.

Van Bonte Strandloper Calidris alpina werd ook slechts in maart 1 ex. te Tienen Bezinkingsputten genoteerd.


Wulpen Numenius arquata zijn sinds enkele jaren broedvogels in onze valleien. Ze ontbreken meestal in de winterperiode, maar keren in maart terug. In 2009 waren ze evenwel wat later dan het vorige jaar toen we er tijdens de maarttelling 18 konden noteren. In 2009 slechts 8, verdeeld over 4 in Tienen Bezinkings-putten, 2 in Miskom Wachtbekken, en 1 in Geetbets Aronst Hoek en 1 in Oplinter Getebeemden.



Witgatje Tringa ochropus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

6

12

9

29

29

20

17

22

18


Witgatje Tringa ochropus is een soort die het jaar rond kan waargenomen worden, zij het in kleine aantallen. De wintertotalen schommelen in onze regio tussen 6 en 29. Deze winterperiode 2008-2009 telden we er 18. Per maand geeft dit: 4 – 9 – 1 – 0 – 2 en 2. Het betrof meestal 1 ex. per locatie, maar in november werden er 7 geteld in de Tiense Bezinkingsputten en in oktober waren er 3 in Molenbeek Waterhoeve.


Steltlopersoorten die we soms ook in deze wintertellingen kunnen noteren maar in 2008-2009 ontbraken zijn Bontbekplevier, Goudplevier, Kleine Strandloper, Oeverloper, Tureluur, Zwarte Ruiter, Groenpootruiter en Kemphaan.


Wel kunnen we nog 2 snippen vermelden: Watersnip en Bokje.


De Watersnip Gallinago Gallinago

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

60

144

224

31

23

167

100

336

68


De Watersnip Gallinago gallinago werd gedurende de voorbije winters in sterk schommelende aantallen gemeld, met wintertotalen van 23 in 2004-2005 tot 336 in 2007-2008. Met 68 ex. tijdens winter 2008-2009 zitten we beneden het gemiddelde. Als maandtotalen vermelden de tabellen: 16 – 16 – 15 – 12 – 5 en 4. Er is dus een duidelijke afname op het einde van de winterperiode. Nog even laten opmerken dat Watersnippen met hun lange snavels diep in de modder moeten peuteren en dus helemaal niet houden van eerder strenge winters als de hier besproken winter. We zullen nog even de grootste groepen vermelden: 9 ex. in het Wachtbekken te Miskom in november, 8 ex. aan de Waterhoeve te Molenbeek in oktober en 6 ex. in Het Vinne te Zoutleeuw in oktober.


Bokje Lymnocryptes minimus werd in deze winter maar 1 keer genoteerd, namelijk 1 ex. in het Webbekomsbroek bij Diest tijdens de novembertelling. De winter voordien waren er 7 waarnemingen uit drie gebieden.

De hoogste wintertotalen haalden we in 2000-2001 met 12 ex. en 2001-2002 met 15 ex. De soort schijnt het dus – zeker bij ons – niet goed te doen.


6. Meeuwen


Kokmeeuw Larus ridibundus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

1647

1580

2030

3034

3074

4030

6647

6571

5223


Natuurlijk springt de Kokmeeuw Larus ridibundus sterk boven de andere soorten uit. De soort doet het in onze regio goed, zeker ook als broedvogel en dus ook als wintergast. De wintertotalen groeiden vrijwel elk jaar tot 6647 in winter 2006-2007. De 2 volgende winters was er een kleine terugval die mogelijk alleen aan toeval kan te wijten zijn. De totalen van deze soort schommelen immers sterk door het net al dan niet toevallig aanwezig zijn van groepen in het telgebied of misschien op een akker een paar km verder.

Als gewoonlijk waren in maart de aantallen weer het grootst. De vogels keren dan terug naar de broedplaatsen en zo werd voor Het Vinne te Zoutleeuw een aantal van 1000 genoteerd in maart. Het laagste maandtotaal was er in januari: 305.


De Stormmeeuw Larus canus

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

 

 

50

18

41

83

4

30

492


De Stormmeeuw Larus canus is een soort die pas sinds enkele jaren min of meer geregeld in het binnenland opduikt. Tot nu toe was het hoogste wintertotaal 83. Maar in de winter 2008-2009 komen we aan een veel hoger aantal en dat vooral door de telling van 420 passerende Stormmeeuwen in februari aan de Bezinkingsputten te Tienen. Tellen we die af dan komen we op 72 wat ook nog een behoorlijk aantal is in vergelijking met de vorig winters. Topwinter tot nu toe was 2005-2006 met 83 vogels.


Van Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus en Kleine Mantelmeeuw Larus graellsii was er telkens maar 1 waarneming van 2 exemplaren in de maand maart. Voor Zwartkopmeeuw was dit aan de Bezinkingsputten te Tienen en voor de Kleine Mantelmeeuw gebeurde dit in het Webbekomsbroek.


Tenslotte is er de Zilvermeeuw Larus argentatus. Per maand betreft het volgende aantallen: 1 – 1 – 6 – 1 – 12 en 2, totaal 23. Het gaat dus over kleine aantallen. Voor oktober 1 ex. in Webbekom, voor november 1 ex. in Rotselaar, voor december 6 aan de Bezinkingsputten te Tienen, voor januari 1 ex. in Roosbeek, voor februari 11 aan de Bezinkingsputten te Tienen en 1 aan de Viander te Tienen en voor maart was er 1 ex. in het Webbekomsbroek.


Afsluiter:


De maandtotalen voor winter 2008-2009.

Maand

O

N

D

J

F

M

Totaal

Totaal

2712

5153

6219

3355

4111

4756

26306

Soorten

39

43

41

34

37

46

51


De jaartotalen van 9 opeenvolgende winters, waarbij we evenwel de 4 boerensoorten niet meetelden (Soepeend, Boerengans, Zwaangans en Muskuseend).

Winter

00 - 01

01 - 02

02 - 03

03 - 04

04 - 05

05 - 06

06 - 07

07 - 08

08 - 09

Totaal

10348

13433

19030

17195

19659

20660

23011

29091

25503

Soorten

33

35

42

39

42

45

47

52

47


Met dank aan al de medewerkers aan dit boeiende project.


Marcel Jonckers